nodigen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nodigen
nodigde
genodigd
zwak -d volledig

Werkwoord

nodigen

  1. inergatief ~ tot iets aantrekkelijk maken
    • Deze oever met zijn prachtig uitzicht nodigt tot flaneren of heerlijk op een bankje zitten. 
  2. overgankelijk verzoeken iets bij te wonen
    • De burgemeester nodigde de buurtbewoners om een open gesprek te voeren. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen