nobody

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·bo·dy
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nobody nobody's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nobody m/v

  1. (pejoratief) iemand die onbelangrijk is
    • Kom ik even terug op de verteller, een sujet dat in de literatuur vaak de neiging heeft zich als een nobody te gedragen, een voetveeg, enkel goed voor het doorgeven van de feiten. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Engels

Uitspraak

Onbepaald voornaamwoord

nobody

  1. niemand
    «Nobody is saying that!»
    Er is toch niemand die dat zegt!
enkelvoud meervoud
nobody nobodies

Zelfstandig naamwoord

nobody

  1. iemand die volslagen onbekend is, die niet meetelt
    «He is a total nobody
    Hij is volslagen onbekend!