antisemitisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·se·mi·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antisemitisme -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het antisemitismeo

  1. anti-Joods racisme, mensen discrimineren vanwege hun Joodse afkomst
    • De anti-Joodse politiek van de nazi's viel in Wenen, waar het antisemitisme al eeuwen oud was en sinds het begin van de 20e eeuw toegenomen was, in goede aarde. In de Kristallnacht op 9 november 1938 werden de synagoges, niet alleen religieuze maar ook sociale centra in het Joodse leven, verwoest [1] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen