nieuwsdienst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nieuws·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nieuwsdienst nieuwsdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

nieuwsdienst m [1]

  1. dienst die omroepen, kranten en tijdschriften voorziet van nieuwsberichten
    • Uw bezoek begint op de tweede verdieping, waar de redactie, marketing en salesafdeling zijn ondergebracht. Steek uw licht op bij de nieuwsdienst, sportredactie, eindredactie, onlineredactie of de afdeling vormgeving.[2] 
    • Tegen de Italiaanse nieuwsdienst ANSA zei Maresca dat de moord op Kercher een pijnlijk onderdeel is van de geschiedenis van Perugia en dat de terugkeer van Knox óngerechtvaardigd'is.[3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 08-NOVEMBER-2017
  3. Tubantia Koen van de Sype 23-AUGUSTUS-2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be