nieuwkomer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nieuwkomer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- nieuw·ko·mer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nieuweling’ voor het eerst aangetroffen in 1946 [1]
- Samenstellende afleiding van nieuw en de stam van komen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nieuwkomer | nieuwkomers |
verkleinwoord | nieuwkomertje | nieuwkomertjes |
Zelfstandig naamwoord
nieuwkomer m
Gangbaarheid
- Het woord nieuwkomer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nieuwkomer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "nieuwkomer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nieuwkomer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nu.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be