niesen
Uiterlijk
- nie·sen
- werkwoord van Middelnederlands [1]
- [zelfstandig naamwoord] Herkomst: Bargoens [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
niesen |
nieste |
geniest |
zwak -t | volledig |
niesen
- inergatief een plotselinge, krachtige uitademing om de neus te reinigen van prikkelende stoffen
- Zij nieste aan één stuk door.
1.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de niesen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord niese
- Het woord niesen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "niesen" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 52 %
- Prevalentie Vlaanderen 21 %