neg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neg neggen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

neg v/m

  1. de lelijke buitenrand van een lap die niet kan rafelen
  2. de scherpe schuine zijde van een beitel of mes
  3. kleine belediging
    • De neg (niet te verwarren met nagging: zeuren) is een kleine belediging, die voortkomt uit de gedachte dat vrouwen zoveel complimentjes krijgen dat ze het niet eens meer horen. Bovendien verklappen complimenten interesse, en dat vinden vrouwen niet aantrekkelijk. Dus is daar de neg: „Is dat een handdoek of een jurk?” of: „Het komt jou toch allemaal maar aanwaaien, hè.” Een opmerking over haar wonderschone ogen was ze allang weer vergeten, maar de neg smeult na in haar gedachten. Ze zint op wraak, wil alsnog winnen en aan het eind van de avond ligt ze in zijn bed. (Renske de Greef NRC 14 september 2010) 
  4. klein paard (negge)
Synoniemen
  1. buitenrand
Anagrammen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be