natuurgenezer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·tuur·ge·ne·zer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van natuur en genezer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natuurgenezer | natuurgenezers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
natuurgenezer m
- (beroep) iemand die geneeswijzen toepast, waarbij patiënten behandeld worden op een wijze die, naar zijn zeggen, een bepaalde notie van 'natuurlijkheid' inhoudt
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord natuurgenezer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.