naschouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·schouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naschouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de naschouwv

  1. een tweede keer dat men iets bekijkt of kan bekijken
     Daarna is er nog een ‘naschouw’ van de parade en om 17.30 uur is het openingsfeest afgelopen.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “‘Poetswerk’ bij nieuwe Nijreessingel” (09-10-2006), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be