namen en rugnummers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·men en rug·num·mers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - namen en rugnummers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

namen en rugnummers

  1. ondubbelzinnige informatie over de identiteit van personen
     'Namen wil ik hebben, namen en rugnummers!' Otto keek schuldbewust naar Riekje Oude Wetering, alsof hij voorvoelde dat zijn antwoord haar zou schokken.[2]
     Ze was daarom uiterst nieuwsgierig naar namen en rugnummers. Hoewel namen gefingeerd zijn, kan een eenvoudig rondje bellen ('hadden jullie een onderzoeker genaamd Linda in de klas') onder niet al te veel christelijke scholen in Westelijke Tuinsteden makkelijk leiden naar de werkelijke naam.[3]
     De politie zei dat ze daar niets mee konden, omdat ze dan nog geen namen en rugnummers hadden. Wellicht was dat gebrek aan kennis over namen en rugnummers te wijten aan feit dat de buurtregisseur al om vijf uur naar huis ging en de overlast en bedreigingen altijd na zijn vertrek pas begonnen, opperden de bewoners.[4]


Verwijzingen

  1. 1958: Barend Barendse roept in een wielerreportage 'Aan namen heb ik niks, rugnummers moet ik hebben', waardoor de verbinding namen en rugnummers spreekwoordelijk wordt.’ Bronlink Weblink bron
    Nicoline van der Sijs
    “Calendarium van de Nederlandse Taal: De geschiedenis van het Nederlands in jaartallen” (2006), Sdu op Wikipedia, ISBN 9789012117371, p. 272
  2. Bronlink Weblink bron “Chaos en rumoer: roman” (1997), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 9789029561648, p. 55
  3. Bronlink Weblink bron
    Durk Huite Hak
    “Ervaren en ervaren worden: opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek” (2012), Eburon Uitgeverij, ISBN 9789059727083, p. 28
  4. Bronlink Weblink bron
    Paul Andersson Toussaint
    “Ahmed Marcouch: een politieke biografie” (2014), Singel Uitgeverijen, ISBN 9789462251328, p. 266