muze
Uiterlijk
- mu·ze
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zanggodin’ voor het eerst aangetroffen in 1565 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muze | muzen |
verkleinwoord | - | - |
- (mythologie) in de Griekse mythologie een godin van kunst en wetenschap
- inspiratiebron (vaak een vrouw) voor een kunstenaar
- Het woord muze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "muze" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "muze" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ muze op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be