mustern

Duits

Uitspraak

• Geluid:  mustern    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈmʊstɐn /

Woordafbreking

• mus·tern

stamtijd
infinitief	verleden tijd	voltooid deelwoord
mustern	musterte	(hat) gemustert
	volledig

Werkwoord

mustern

1. overgankelijk bekijken, monsteren
2. overgankelijk, (kleding) met een monster versieren
3. overgankelijk, (militair) inspecteren
4. overgankelijk, (militair) keuren

Synoniemen

• [1]: betrachten
• [3]: inspizieren
• [3]: untersuchen

Afgeleide begrippen

[1]: abmustern [1]: anmustern [1]: ausmustern

[1]: durchmustern [2]: bemustern [2]: gemustert

[4]: ausmustern

Verwante begrippen

• [1]: Muster

Typische woordcombinaties

• [1]: jemanden skeptisch mustern

iemand sceptisch bekijken