mondwater

Uit WikiWoordenboek
mondwater

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mond·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mondwater mondwaters
verkleinwoord mondwatertje mondwatertjes

Zelfstandig naamwoord

het mondwatero

  1. reinigende vloeistof waarmee de mondholte kan worden gespoeld, vaak gebruikt om onprettig ruikende adem tegen te gaan
    • Men make ook gebruik van wat tandpoeder, tandpasta of mondwater en verzuime niet de borstel ook in verticale richting te gebruiken. [1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen