magerte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ger·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord magerte magertes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de magertev

  1. het al te slank zijn
     Kim Clijsters speelde voor het eerst in de open lucht, dit jaar in Melbourne, maar was meteen op dreef. Geconcentreerd, nauwkeurig, met heel veel diepgang. De trage Hantuchova, die zich slecht weet te plaatsen en door haar magerte te weinig kracht kan plaatsen, keek na minder dan een halfuur tegen een 6-1-achterstand aan.[2]
     Weg met de skinny bitches! Anorexia is een welvaartsziekte. Magerte wordt geassocieerd met magere tijden; iets meer vlees op de botten doet ons denken aan voorspoed, en dat willen we nu graag zien.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Frank Van de Winkel
    “Kim Clijsters woensdag in kwartfinale weer tegen Martina Hingis” (22/01/2007), De Standaard
  3. Bronlink Weblink bron “het jaar 2009” (18/12/2009), HP de Tijd
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be