maak goed
Uiterlijk
- maak goed
- uit maak (werkwoord) en goed (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
goedmaken |
maak (…) goed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedmaken
- Ik maak goed.
- gebiedende wijs van goedmaken
- Maak goed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedmaken
- Maak je goed?
- Het woord maak goed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.