luur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luur luren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

luur v/m, o

  1. (verouderd) luier
      Houdt het Kint, doch wat by 't vuer,
    Warmt sijn Naersje, drooght het Luur.
    [2]
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand in de luren leggen
    iemand verrassen, iemand bedotten
 Federer kende een haperende start tegen Dzumhur. De Zwitser liet zich in de eerste set af en toe in de luren leggen door de nummer 99 van de wereld uit Bosnië.[3]
 Niet iedereen laat zich daardoor in de luren leggen.[4]
 Hoe hebben wereldleiders zich zo door Poetin in de luren kunnen laten leggen?[5]
Vertalingen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. , 2e druk (1655), Cornelis Jansz. Stichter, Amsterdam in: Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)., p. 126
  3. Bronlink Weblink bron “Federer moeizaam verder op US Open” (28 augustus 2019), De Telegraaf
  4. Bronlink Weblink bron
    Marco Weijers
    “’Anna’: Bloedmooi model dodelijk trefzeker” (12 september 2019), De Telegraaf
  5. Bronlink geraadpleegd op 23 maart 2022 Weblink bron
    Steven Pont
    “ (1 maart 2022) op www.gelderlander.nl
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be