liesblessure

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lies·bles·su·re
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord liesblessure liesblessures
liesblessuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de liesblessurev

  1. (sport) (medisch) letsel van spieren en pezen aan de binnenzijde van het bovenbeen
     Bij FC Groningen zat Robben voor het eerst weer op de bank, nadat hij op 13 september in de eerste wedstrijd van het seizoen, tegen PSV, met een liesblessure het veld had moeten verlaten.[1]
     Met de in de kleedkamer gebleven Lammers zorgde Morten Thorsby na rust wel voor de 2-0. De zorgen voor Atatanta werden vervolgens groter toen De Roon met een liesblessure het veld moest verlaten.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2022 Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Utrecht maakt het niet af in Groningen, Robben viert rentree” (Zondag 18 oktober 2020, 18:51), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2022 Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Slechte generale Atalanta in aanloop richting CL-duel met Ajax” (Zaterdag 24 oktober 2020, 17:14), NOS