leeuwenkooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leeu·wen·kooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeuwenkooi leeuwenkooien
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de leeuwenkooiv / m

  1. verblijf met wanden die uit tralies of rasters bestaan, bestemd voor het grote katachtige roofdier Panthera leo op Wikispecies
     In de dierentuin steekt een klasgenoot zijn hand in de leeuwenkooi en één van zijn vingers wordt afgebeten.[2]
     Wie bij een organisatie binnenkomt met de ambitie er leiding aan te geven, is als een leeuwentemmer. Hij kan wel zeggen dat hij benoemd is door de raad van commissarissen of beëdigd door Hare Majesteit, maar daar springt geen leeuw voor door een hoepel. (…) In leeuwenkooien en aan de top van organisaties gaat het niet om iemands natuurlijke zelf.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 juni 2021 Weblink bron
    Sietse Meijer
    “Uit de hand gelopen schoolreisjes” (5 maart 1999) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 juni 2021 Weblink bron
    Johan Schaberg
    “De das van Bos” (29 september 2007) op nrc.nl op Wikipedia