lees af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aflezen

lees (…) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflezen
    • Ik lees af. 
  2. gebiedende wijs van aflezen
    • Lees af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflezen
    • Lees je af? 

Gangbaarheid