kwalster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kwal·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwalster | kwalsters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- bobbelig ijs, half gesmolten sneeuw
- rochel, fluim
- (plantkunde) lijsterbes
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kwalsteren |
kwalster
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwalsteren
- Ik kwalster.
- gebiedende wijs van kwalsteren
- Kwalster!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwalsteren
- Kwalster je?
Gangbaarheid
- Het woord kwalster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.