kunnen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van het werkwoord kunnen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | ||||||
ik | kan | wij, we | kunnen | ik | kon | wij, we | konden | ik | zal kunnen | wij, we | zullen kunnen |
jij, je | kunt, kan [1] | jullie | kunnen | jij, je | kon | jullie | konden | jij, je | zal, zult kunnen | jullie | zullen kunnen |
u | kunt, kan [2] | u | kunt , kan | u | kon | u | kon | u | zal, zult kunnen | u | zal, zult kunnen |
gij, ge | kunt | gij, ge, gijlieden |
kunt | gij, ge | kondt[3] | gij, ge, gijlieden |
kondt | gij, ge | zult kunnen | gij, ge, gijlieden |
zult kunnen |
hij, zij, het | kan | zij, ze | kunnen | hij, zij, het | kon | zij, ze | konden | hij, zij, het | zal kunnen | zij, ze | zullen kunnen |
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
- | hebben gekund / (niet-standaardtaal: gekunnen) hebben kunnen[4] |
- | (kunne) |
- ↑ Bij de jij-vorm wordt in de schrijftaal meestal kunt gebruikt. Jij kan kan ook, maar is informeler.
Indien de jij-vorm gebruikt wordt in de zin van men is echter kan meer gebruikelijk:
- Je kan dat ook anders doen.
- Kun je me even helpen?
- ↑ Omdat 'u' van oorsprong een derde persoon is, zijn zowel u kunt als u kan mogelijk. Het laatste wordt in Nederland vaak als informeel beschouwd. zie
- ↑ De vervoeging van sterke en onregelmatige werkwoorden met gij bestaat uit de verledentijdsstam met uitgang -t (behalve als de stam al op een t eindigt). [1]
- ↑ gevolgd door een infinitief: Wij hebben niet kunnen werken