krill
Uiterlijk
- krill
- Leenwoord uit het Noors, in de betekenis van ‘plankton’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krill | - |
verkleinwoord | - | - |
het krill o
- (kreeftachtigen) het geheel van kleine ongewervelde, garnaalachtige zeedieren die behoren tot de orde Euphausiace
1.
- Het woord krill staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krill" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "krill" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ krill op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be