krankzinnigengesticht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- krank·zin·ni·gen·ge·sticht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van krankzinnige zn en gesticht zn met het invoegsel -n- [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krankzinnigengesticht | krankzinnigengestichten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het krankzinnigengesticht o
- (medisch) (verouderd) plaats waar psychiatrische patiënten verpleegd en gehuisvest werden
- ▸ Uwe genade, de directeur van het krankzinnigengesticht is hier, wat wilt u dat hij doet? Wat ik wil? Laat ze allemaal weggaan, dat is alles.[3]
- ▸ In Paramaribo is een bronzen kop onthuld van de Surinaamse vakbondsman Louis Doedel. Doedel leidde in de jaren 30 van de vorige eeuw demonstraties van arbeiders en bezocht op een dag onverwacht de Nederlandse Gouverneur Kielstra. Die liet Doedel vervolgens voor 28 dagen ter observatie opsluiten in een krankzinnigengesticht. Hij zou nooit meer vrij komen en stierf 43 jaar later, op 20 januari 1980.[4]
Synoniemen
Vertalingen
1. plaats waar psychiatrische patiënten verpleegd en gehuisvest werden
Gangbaarheid
- Het woord krankzinnigengesticht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ krankzinnigengesticht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron Harmen Boerboom“Eerherstel vakbondsman Suriname” (11-01-2013), NOS