koter
Uiterlijk
- ko·ter
- Bargoens, van Jiddisch קטן (koten) "klein kind", voor het eerst aangetroffen in 1860 [1][2]
De vorm koter met -r is enigszins aangepast aan kleuter.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koter | koters |
verkleinwoord | kotertje | kotertjes |
de koter m
- (Jiddisch-Hebreeuws) kind, een klein kind
- Vermoeiend is het wel met die kotertjes op stap.
vervoeging van |
---|
koteren |
koter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koteren
- Ik koter.
- gebiedende wijs van koteren
- Koter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koteren
- Koter je?
- Het woord koter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koter" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ "koter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koter |
kotais |
koté |
eerste groep | volledig |
koter
- (België) Een studentenkamer bewonen
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Werkwoord in het Frans