koopsector

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·sec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopsector koopsectoren
koopsectors
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koopsectorm

  1. deel van de woningmarkt die bestaat uit huizen die door de bewoners zelf zijn gekocht
     Gisteren ging de kogel door de kerk, vandaag wordt het woningmarktakkoord gepresenteerd. Wat verandert er voor jou? Onderhandelaars van VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP gaven gisteren groen licht voor het, volgens Alexander Pechtold van D66, "evenwichtige pakket, dat zekerheid biedt voor de huur- en koopsector en de bouw".[1]
     Volgens D66-leider Pechtold biedt het pakket maatregelen zekerheid voor de huursector, de koopsector en de bouw. "Het biedt een perspectief voor huurders en kopers, starters en doorstromers, voor bouwers en corporaties. Het geeft mensen zekerheid op de langere termijn en het schept nieuwe banen. Na 10 jaar van onzekerheid, kan dit akkoord de rust dichterbij brengen", zei Pechtold.[2]
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Maatregelen woningmarkt op een rijtje” (Woensdag 13 februari 2013, 15:18), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron “Woonakkoord met de oppositie” (Woensdag 13 februari 2013, 13:38), NOS