kolchoz
Uiterlijk
- kol·choz
- Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘collectief landbouwbedrijf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1931 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kolchoz | kolchozen |
verkleinwoord | - | - |
de kolchoz m
- (landbouw) groot collectief landbouwbedrijf in de voormalige communistische landen met name de Sovjet-Unie
- Het woord kolchoz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kolchoz" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kolchoz" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kolchoz op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 52 %
- Prevalentie Vlaanderen 35 %