knevel
Uiterlijk
- kne·vel
- In de betekenis van ‘stokje om het losdraaien te beletten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
- In de betekenis van ‘snor’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560 [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | knevel | knevels |
| verkleinwoord | kneveltje | kneveltjes |
de knevel m
- een prop, doek of stuk plakband waarmee iemand het spreken belet wordt
- Ze deden ruw een stuk plakband als knevel over zijn mond.
- een grote brede snor waarvan het lijkt dat deze het spreken zou bemoeilijken
- De mannen hadden indrukwekkende knevels.
1. een prop, doek of stuk plakband waarmee iemand het spreken belet wordt
| vervoeging van |
|---|
| knevelen |
knevel
- Het woord knevel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knevel" herkend door:
| 97 % | van de Nederlanders; |
| 94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- 1 2 "knevel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %