kiepert om

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kie·pert om
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omkieperen

kiepert (…) om

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkieperen
    • Jij kiepert om. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkieperen
    • Hij kiepert om. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omkieperen
    • Kiepert om! 

Gangbaarheid