keuvel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- keu·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keuvel | keuvels |
verkleinwoord | keuveltje | keuveltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) (kleding) kap van een mantel (van een kloosterling), kovel
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Kap en ( of noch) keuvel
Stoett-1077 [5]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
keuvelen |
keuvel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keuvelen
- Ik keuvel.
- gebiedende wijs van keuvelen
- Keuvel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keuvelen
- Keuvel je?
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord keuvel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keuvel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ keuvel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Kleding in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %