keuvel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keu·vel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord keuvel keuvels
verkleinwoord keuveltje keuveltjes

Zelfstandig naamwoord

de keuvelv / m [3] [4]

  1. (religie) (kleding) kap van een mantel (van een kloosterling), kovel
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Kap en ( of noch) keuvel
Stoett-1077 [5]

Werkwoord

vervoeging van
keuvelen

keuvel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keuvelen
    • Ik keuvel. 
  2. gebiedende wijs van keuvelen
    • Keuvel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keuvelen
    • Keuvel je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen