kerstdienst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstdienst kerstdiensten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kerstdienstm

  1. (kerst) (religie) een kerkdienst met de kerstdagen
    • De kerstdienst vond op kerstavond plaats. 
     'Moeder en ik moeten vroeg op voor de kerstdienst, dus met jullie welnemen trekken wij ons terug.[1]
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691