kerkportaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kerkportaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • kerk·por·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkportaal kerkportalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kerkportaalo

  1. (bouwkunde) (religie) de ingang van een kerkgebouw
     Toen Willem Augustijn zich eroverheen boog zag hij dat het de stelling was die hij gisteren in het kerkportaal had opgehangen.[2]
     De St.Jozefparochie uit Noord Deurningen kan met een gerust hart over stappen tot de nieuwe parochie Lumen Christi. Een grote schare vrijwilligers heeft het afgelopen jaar gezorgd dat er een flink aantal projecten rond de kerk zijn afgerond. Met de realisatie van een nieuw kerkportaal kan men in maart met trots het 75 jarig bestaan van het kerkgebouw vieren.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen