kaviaar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·vi·aar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘viskuit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1481-1485 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaviaar | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord kaviaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kaviaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kaviaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be