kapittel
Uiterlijk
![]() |
- ka·pit·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kapittel | kapittels kapittelen |
verkleinwoord | kapitteltje | kapitteltjes |
het kapittel o
- (religie) hoofdstuk (uit de Bijbel)
- (religie), (organisatiekunde) een kerkelijk bestuurscollege
- kapittelen, kapittelheer, kapittelhuis, kapittelkamer, kapittelkerk, kapittelschool, kapittelsgewijze, kapittelstok, kapittelzaal
vervoeging van |
---|
kapittelen |
kapittel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen
- Ik kapittel.
- gebiedende wijs van kapittelen
- Kapittel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapittelen
- Kapittel je?
- Het woord kapittel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kapittel" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- 1 2 "kapittel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Organisatiekunde in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 83 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %