kalfstong

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kalfs·tong
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kalfstong kalfstongen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kalfstongv / m

  1. (voeding) de tong van een kalf die als voeding kan dienen
    • Simmons staat bekend om zijn lange tong. Lange tijd gingen de geruchten dat hij deze zou hebben laten verlengen met behulp van een kalfstong.[2] 
    • Die vader overhandigde me afgelopen week een plastic zak met daarin een grote, eh, loeiverse kalfstong . En aangezien er afgelopen weekeinde toch mensen kwamen eten was dit een mooie aanleiding om die kilo zacht vlees op twee manieren klaar te maken: als luxe koude snack en lauw in een salade met waterkers en appel.[3] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen