kalfsfricandeau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kalfs·fri·can·deau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kalfsfricandeau kalfsfricandeaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kalfsfricandeaum

  1. (voeding) een vleeswaar vervaardigd van mager vlees van het achtereind van een kalf
     Tot zijn vreugde vond Eric een goed stuk kalfsfricandeau in de koelkast dat hij in stukken sneed en paneerde tot een klassieke wienerschnitzel.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044640496