fricandeau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fri·can·deau
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stuk vlees’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1765 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fricandeau fricandeaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fricandeaum

  1. (voeding) een vleeswaar vervaardigd van mager vlees van het achtereind van een varken
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen