kaakje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kaak·je
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘koekje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1699 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | kaakje | kaakjes |
Zelfstandig naamwoord
kaakje o dim. tant.
Zelfstandig naamwoord
kaakje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kaak
Gangbaarheid
- Het woord kaakje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kaakje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.