irrigator

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ir·ri·ga·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord irrigator irrigatoren
irrigators
verkleinwoord irrigatortje irrigatortjes

Zelfstandig naamwoord

de irrigatorm

  1. (medisch) toestel voor het reinigen van wonden en het uitspoelen van lichaamsholten

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen