intestaat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·tes·taat
Woordherkomst en -opbouw
- via Frans intestat of direct van Latijn intestatus, in de betekenis van ‘zonder testament overledene’ aangetroffen vanaf 1669 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | intestaat | intestaten |
verkleinwoord | intestaatje | intestaatjes |
Zelfstandig naamwoord
de intestaat m
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord intestaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intestaat" herkend door:
14 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ intestaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron I.M. Calisch, N.S. Calisch“Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal”, beschouwd als 1e druk van Van Dale (1864), H.C.A. Campagne, Tiel, p. 550
- ↑ "intestaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 14 %
- Prevalentie Vlaanderen 20 %