inperking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·per·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van inperken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inperking | inperkingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- maatregelen die je handelen binnen al of niet gewenste grenzen houdt
- Bij de ARD bracht Sandra Maischberger een extra aflevering van haar praatprogramma. De discussie was scherp, maar bleef binnen de perken; Wilders zou het een beetje tam hebben gevonden. Het geluid van Herrmann galmde na. Rechts Duitsland roept om meer bewapening en controle, links Duitsland waarschuwt voor de inperking van de vrijheid die daarvan het gevolg kan zijn. „Het wordt wel heel ongezellig als we het hele land volhangen met videocamera’s”, zei journalist Stefan Aust. [2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord inperking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "inperking" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Frits Abrahams 21 december 2016
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be