ingangspoort
Uiterlijk
- in·gangs·poort
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ingangspoort | ingangspoorten |
verkleinwoord | ingangspoortje | ingangspoortjes |
- Met deuren afsluitbare ingang van een woning of gebouw
- ▸ ' 'Jullie zijn beesten! Koudbloedige moordenaars! Die daarbuiten zullen het te weten komen!' Mia wijst in de richting waar ze de ingangspoort van de gevangenis vermoedt.[2]
- ▸ Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg wil niet wachten tot er eind dit jaar een volwaardige busdienst bij de ingangspoort stopt. Voor de vakantieweken wordt gedacht aan een eigen bus.[3]
- Het woord ingangspoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480
- ↑ Weblink bron Piet van Dijk“Lijndienst duurt te lang, Militair Museum wil eigen bus” (12-01-2017), Tubantia