indiscreet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dis·creet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onbescheiden’ voor het eerst aangetroffen in 1480 [1]
  • van Frans indiscret [2][3]; op te vatten als afgeleid van discreet met het ontkennend voorvoegsel in-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen indiscreet indiscreter indiscreetst
verbogen indiscrete indiscretere indiscreetste
partitief indiscreets indiscreters -

Bijvoeglijk naamwoord

indiscreet

  1. onbescheiden
    • Het verzoek om een bijdrage te leveren aan deze bundel is eigenlijk heel indiscreet. [4]
  2. ongepast, niet netjes
    • Door de blik van Danaë op het licht van de naderende Zeus te richten, kwam zij volgens Bal in een positie te liggen die haar bevrijdde van indiscreet voyeurisme. [5]
  3. inbreuk makend op vertrouwelijkheid
    • De brief die Otto zo indiscreet had ingezien, was vermoedelijk eveneens afkomstig van zijn tante. [6]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen