ijshockeyuitrusting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·hoc·key·uit·rus·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijshockeyuitrusting ijshockeyuitrustingen
verkleinwoord ijshockeyuitrustinkje ijshockeyuitrustinkjes

Zelfstandig naamwoord

de ijshockeyuitrustingv

  1. (sport) alle materialen die een ijshockeyspeler nodig heeft om te kunnen ijshockeyen
     En bovendien tussen een sobere huishouding of een, in elk geval naar de maatstaven van tieners, welgestelde waar ze de nieuwste spijkerbroek, een complete ijshockeyuitrusting of de luidruchtigste gettoblaster konden krijgen zonder dat er gezeurd werd over geld.[1]
     Daarbij steekt hij zelf ook de handen uit de mouwen, hij helpt bijvoorbeeld bij het rooien van aardappelen. En hij vertoont zich graag als amateurijshockeyer. Getooid in ijshockeyuitrusting deed Loekasjenko eerder dit jaar de wenkbrauwen fronsen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 oktober 2022 Weblink bron
    Joram Bolle
    “'Papa' Loekasjenko regeert Wit-Rusland al 26 jaar als een Sovjet-leider” (Maandag 10 augustus 2020), NOS