ijsgrot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ijs·grot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsgrot | ijsgrotten |
verkleinwoord | ijsgrotje | ijsgrotjes |
Zelfstandig naamwoord
- grot waarin het hele jaar veel ijs aanwezig is
- Reeds in april en mei gaat de zon niet meer onder, maar ligt er nog volop sneeuw en is het water in de fjorden nog bevroren. Die periode is het mogelijk een huskytocht te maken of een ijsgrot te bezoeken. [2]
- Ze nemen ze gevangen zodra ze door hun ijsgrotten varen. Je komt er pas weer uit als je een dansbattle wint. Als Clodovea zing ik de IJsco-mambo, een heel zomers liedje.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'ijsgrot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsgrot" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 3 februari 2016 Spookachtig Spitsbergen
- ↑ de Telegraaf 9 augustus 2015 Wickie de musical in première
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be