ijsdek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ijsdek    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ijs·dek

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  ijs zn  en  dek zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ijsdek	ijsdekken
verkleinwoord	ijsdekje	ijsdekjes

Zelfstandig naamwoord

het ijsdek o

1. een ijslaag die de grond bedekt

   • De provincie Gelderland sluit met ingang van maandag tijdelijk de jacht op wild. Aanleiding is het barre winterweer, aldus de provincie. Door het gesloten sneeuw- en ijsdek kan het wild moeilijk voedsel en water vinden.  
   • Maandag volgt opnieuw sneeuw. De vorst is matig en mogelijk lokaal streng en er vormt zich een klein ijsdekje.  
   • Terwijl Antarctica naar de geografische zuidpool schoof, daalde de temperatuur en ongeveer 15 miljoen jaar geleden vormde zich op zowel het land als de omringende zeeën een ijsdek: het leven verdween.  
   • IJsmeester P. Venema verwacht dat de ijsvloer op het Elfstedentraject bij matige tot strenge vorst elke nacht gemiddeld een centimeter zal aangroeien. Voorwaarde is echter dat neerslag in de vorm van sneeuw uitblijft. Ook harde wind is slecht: die brengt het Friese boezemwater in beweging en als gevolg van de stroming kalft het ijsdek aan de onderkant af.  

Synoniemen

• ijslaag

Vertalingen

    1.   

Engels: ice cover (en), layer of ice (en), ice cap (en),

Gangbaarheid

• Het woord 'ijsdek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsdek" herkend door:

95 %	van de Nederlanders;
81 %	van de Vlamingen.