iel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- iel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dun’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | iel | ieler | ielst |
verbogen | iele | ielere | ielste |
partitief | iels | ielers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
iel
- heel fijntjes
- De ballerina was een heel iel meisje.
- Ik hoorde de iele kerkmuziek 's morgens vroeg door de kieren van de deur.
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord iel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "iel" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Esperanto
Uitspraak
Bijwoord
iel
- op een of andere manier
- «Ĉu mi povas iel helpi vin?»
- Kan ik je op een of andere manier helpen?
- «Ĉu mi povas iel helpi vin?»
Frans
Uitspraak
Persoonlijk voornaamwoord
iel
- (neologisme) hij of zij (genderneutrale vorm, derde persoon enkelvoud)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 64 %
- Woorden in het Esperanto
- Woorden in het Esperanto van lengte 3
- Woorden in het Esperanto met audioweergave
- Woorden in het Esperanto met IPA-weergave
- Bijwoord in het Esperanto
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 3
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Frans
- Neologisme in het Frans