humorloosheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hu·mor·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | humorloosheid | humorloosheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de humorloosheid v
- het humorloos zijn
- De humorloosheid van de rechter zorgde ervoor dat de grapjas een hoge straf kreeg voor wat hij zelf een grapje noemde.
Gangbaarheid
- Het woord humorloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.