grapjas
Uiterlijk
- grap·jas
- In de betekenis van ‘lolbroek’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- samenstelling van grap ww en jas [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | grapjas | grapjassen |
| verkleinwoord | grapjasje | grapjasjes |
de grapjas m
- iemand die probeert grappig te zijn
- Wat heeft die grapjas nou weer uitgehaald?
| vervoeging van |
|---|
| grapjassen |
grapjas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grapjassen
- Ik grapjas.
- gebiedende wijs van grapjassen
- Grapjas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grapjassen
- Grapjas je?
- Het woord grapjas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grapjas" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "grapjas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ grapjas op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %