hulpvaardigheid
Uiterlijk
- hulp·vaar·dig·heid
- Afgeleid van hulpvaardig met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hulpvaardigheid | hulpvaardigheden |
verkleinwoord | - | - |
de hulpvaardigheid v
- bereidheid om steun of assistentie te verlenen
- Gelukkig was de hulpvaardigheid van de omstanders groot en stond de oude man snel weer overeind.
1. bereidheid om steun of assistentie te verlenen
- Het woord hulpvaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.