hovenieren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ve·nie·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

hovenieren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hovenieren
hovenierde
gehovenierd
zwak -d volledig
  1. ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen en parken
    • Snoek vindt de nieuwe veiligheidsrichtlijn die gisteren is gepresenteerd nuttig. „Hoveniers denken soms iets te gemakkelijk dat ze een boompje omzagen er wel even bij kunnen doen. Boomverzorging is echter een heel andere tak van sport dan het hovenieren. Sommige hoveniers zien geen gevaar en hebben vanwege de kosten geen zin om een speciale boomverzorger in te schakelen.” [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen